of: Pauvre Rutebeuf

 

Drie Vrouwen

Of: Pauvre Rutebeuf

 

“Que sont mes amours devenus

Que j’avais de si près tenus

Et tant aimés

Ils ont été trop clairsemés

Je crois le vent les a ôtés

l’Amour est mort”.

[wat is er geworden van mijn liefdes

Die me zo nabij waren

En die ik zo heb liefgehad

Ze waren, denk ik, te dun gezaaid

De wind heeft ze weggewaaid

De liefde is dood]

 

Zo voelde ik me, samen met de

Arme Rutebeuf

Die deze regels neerschreef

Enkele eeuwen geleden

 

Jij stond op het vliegveld

Me op te wachten

Of er niets

Aan de hand was

En jij zat ineens

In mijn tuin

Op een ligstoel

Met je moeder erbij

Om naar onze

Kleinzoon te komen kijken

En jij

Liep door het dorp

Met ’n ander

En met jou ging ik dansen

Op ’t pleintje, onder de lampions

Zodat onze lichamen

Ineens geen

Vreemden meer voor elkaar waren

En van jou hoorde ik

Alle liefdesperikelen aan

Tijdens een dineetje

In het aangrenzende dorp

En jij nam me mee

Achterin je autootje

Toen ik langs de weg stond

Met ’n kapotte brommer

Achterin want je moeder

Zat voorin

En met jou

Voerde ik een gesprekje

In de tuin

Onder de kersenboom

 

En toen jullie uitgesproken waren

En toen ik jullie had aangehoord

Drie sprekende lichamen die ik zo

Goed gekend had

En die ik nu niet meer

Kon verstaan en niet

Mocht aanraken

Behalve tijdens de

Conventies van een dans

Waar ik me niet meer mee

Kon versmelten

Woorden

Van vreemdelingen

Onder elkaar

 

Toen dacht ik aan jou

Arme Rutebeuf

Zo noemde je jezelf en ook

Je gedicht

Waarin je sprak over je

Voorbije liefdes

 

Makker, hebben de eeuwen

Dan niets veranderd

Aan onze gevoelens?

 

Niks verbeterd!

Niks vooruitgegaan!

 

In elke liefde

Ontstaat de wereld opnieuw

En wordt

Opnieuw

Verwoest