Geschreven door Karel Grazell
NICO
KNAPPER
chansonnier
tv
-
regisseur
Karel N.L. Grazell
Mijn herinneringen met
LJ
productie:
Digitale Uitgever Leins Janema
Amsterdam 2012
elke herinnering is als het ware;
elke herinnering in taal omgezet is
in zekere zin valsheid in geschrifte.
toch leven we vanuit onze herinnering.
leins janema
kennismaking
Ik ging graag enkele keren met haar op stap, het zonlicht in. Zonder die mooie bedoelingen, waarvoor ze trouwens volgens die jaren te jong was.
Ik herinner me hoe ik eens op haar kamer was om haar af te halen en hoe daar ook Bartje Hughes, een klasgenoot van haar stond: de man die later een gaatje in z’n voorhoofd boorde (overigens niet origineel). Hij maakte een lichtelijk vijandige, jaloerse indruk op me.
Via Marianne maakte ik kennis met een andere klasgenoot van haar: Nico Knapper. Die moet toen 16 zijn geweest. Ik was een 7 jaar ouder.
Nico nodigde me te eten uit bij z’n moeder. Ik weet nog hoe we daar aan tafel zaten, Ik met de rug op de open deur naar de gang, aan de smalle kant
Het gezin woonde in de Nicolaas Maesstraat, in de buurt
Er klonk geluid op de gang.
Dat is m’n zusje Marianne, zei Nico, die komt thuis uit Zwitserland.
Ze sjouwde met koffers.
Dag, riep ze, ik ga meteen naar boven, hoor, de koffers uitpakken.
En een vijf minuten later zag ik achter me een jonge man van mijn leeftijd naar boven gaan.
Dat is
Die ken ik, zei ik, dat was in Amstelveen een lagereschoolvriendje van me, en toen ik toelatingsexamen moest doen voor de HBS heb ik met hem tussen de middag gegeten bij een meneer Monsjou, twee keer, hij was consul van een of ander Baltisch land, in een villa aan de Hobbemastraat.
Dat kan, zei Nico,
(…)
Nico’s zusje Marianne (met wie ik tussen 1981 en 2005 bevriend was) vertelde me: Hun vader was een bekend chirurg en had ooit in het Burgerziekenhuis Prins Bernhard onder z’n patiënten geteld (later kreeg hij een kamerjas en een zilveren schaal
Gerda
Een tijd later kwam ik Nico halen bij z’n grootmoeder op het J.W. Brou-wersplein, om de hoek aan de kant
Ed was toen, in ‘mijn’ tijd, nog assistent van Ad Windig in de Bloedstraat.
moeder
tijd van leven
In datzelfde voorjaar van ’51 zat ik (de middagzon scheen door de hoge ramen) bij Leidsepleins café Reijnders in een Chinees leerboekje te lezen.
Ik weet nog hoe het boekje me vertelde dat venster in het Zweeds vindauge was: oog
Nico kwam binnen en we hadden het over het voorspellen via geboortedata. We rekenden uit hoe lang we te leven hadden. Wat mij betreft: ik vond als datum van overlijden 4 maart 1996 ‘s middags om half 4.
Er zijn in m’n leven meer voorspellingen uitgekomen, dus op die datum zat ik mezelf te analyseren: ik was gezond, ik voelde niets, maar toch keek ik met een zekere verwachting naar half 4: er gebeurde echter niets. Er was die dag geen woepwoep wapwap van een vogel die uit de kooi
retail
Na de vijfde klas ging Nico van het Barlaeus naar het Vossius Gymnasium. Hij had zich teveel aan schoolactiviteiten gewijd en wilde nu zich op de leerstof gaan concentreren in een andere omgeving. Dat lukte niet: hij kon op z’n nieuwe school niet wennen. Toen hij voorgoed wegbleef van les, schreef de schoolkrant: ‘Ga niet naar school, daar wordt gij knapper.’
Hij begon samen met de veel oudere kunstschilder Jean-Pierre Michel een Bric à Brac souterrain aan de stille kant
(…)
Nico’s zusje vertelde me: Nico was invaller bij Ballot, een show van Toon Hermans. Hij werd vervolgens aangenomen voor diens show Zaza. Daar ontmoette hij Janine, een Parisienne van Bretonse afkomst. Toon Hermans was tijdens een voorstelling wat teveel geïnteresseerd in haar, Nico nog méér en hij nam Hermans (hij was jeugdkampioen judo
erfenis
De latere fotograaf van Vrij Nederland had een firma geërfd, die luxe ho-tellinnen verkocht.
Er was een kantoor op de Nieuwezijds. Hij bouwde langzaam af, vroeg mij enkele weken aan de telefoon te gaan zitten. Het was een gans eenzame betrekking.
Ik schreef er uur na uur voor mezelf. Soms kwam z’n verloofde, actrice Andrea Domburg, kijken. Drétje trouwde later met m’n oude vriend Ferdy Posthuma de Boer.
Op een middag kwam ook Nico. Hij las wat ik had geschreven, getikt op doorslagvelletjes. Hij was toen 17. Meer herinner ik me daarover niet.
Jan Hanlo
1953. Bij het optreden van Jan Hanlo en daarna mij was Nico wel aanwezig, maar ik herinner mij daar niets over.-Nico wel, hij vertelde me onlangs dat Jan Hanlo daar onder meer zijn gedicht Oote boe voorlas, dat diepe indruk op hem maakte, en dat Gerard van het Reve een papieren zak liet ontplof-fen, hetgeen de schrijver ongelofelijk grappig vond.
Ik houd het verder bij een inleiding en een herinnering aan mezelf.
In 1943 moesten schrijvers tijdens de Duitse Bezetting zich inschrijven bij de Kultuurkamer. Deden ze dat niet, dan mochten ze niet publiceren. Een aantal schrijvers, onder ‘leiding’ van immigrantenschrijfster Elli Augustin hield zich afzijdig van die plicht, en las elkaar in de hongerwinter voor. Dat gebeurde bij (diezelfde verpleegster) Koos Frielink – die had een affiniteit tot de kunst: haar vader, hoorde ik, was een zondagsschilder.
Na ’45 stichtte ze een salon voor schrijvers. In ’49 trad ik daar in de Vale-riusstraat op. Lucebert kwam er diezelfde keer met z’n Romeinse Elehym-nen die hij had geschreven op reis met een rijpe journaliste, een ‘akela’ die eerst mij had uitgenodigd, maar ik wilde niet mee, want ik zag mezelf al naast het bed, hurkend met vier vingers op de vloer en hoofdzwaaiend roe-pen: akela, wij doen ons best. Nee dus.
Jan Hanlo vond m’n werk een ‘oasis de pureté’, en zorgde ervoor dat er een bundel (
In 1953, tweeëneenhalf jaar nadien, kwam ik op uitnodiging van Elli Au-gustin bij salon Frielink, met Nico dus. Ik zat op een bed met Harriet Lau-rey. Zij had eveneens in De Zilveren Scherf gepubliceerd, en was bekend door haar sonnet over een sneeuwpop op het Leidseplein.
Jan Hanlo las voor, leidde elk gedicht in met allerlei technische termen. Ik als
In de pauze praatte ik met Reve en Ad den Besten en deze laatste riep naar Harriet: kom ’s kennismaken met Karel Grazell. Onwillig trad ze nader.
Na de pauze zei Elli Augustin – die altijd zo’n beetje het voor het zeggen had bij de bijeenkomsten en ik was via haar zoon uitgenodigd: Ik heb een verrassing, nu leest de jonge dichter
Dat zou wel wat zijn, spelde het gezicht van Harriet. Ik had niets bij me, Niels Augustin gaf me wat beginnerswerk. Harriet zag de leek nog steeds.
Tot ik De Zwaarte van het Licht uit De Zilveren Scherf voorlas. Dat was van Leins Janema, zag ik duidelijk dat ze wist. Tsja…
haardstoelen
Het jaar eindigde met een ijskoude december. De later bekende kinderboe-kenschrijver Bob ‘Pozzebokken’ Jagt en ik woonden in de Korte Leidse-dwars.
Op een avond laat liepen we langs de Schouwburg en daar stond een rij mensen die als eersten de volgende morgen kaartjes voor een voorstelling wilden kopen. Ook Nico stond er met een vriend. Ik heb hem toen twee haardstoelen geleend uit het huis waar Bob en ik woonden.
Wim Sonneveld
In ’49 leerde ik Wim Sonneveld kennen. Hij vierde die nacht z’n verjaardag op de etage boven het Leidsepleintheater. Er waren maar weinig mensen: Sonneveld, de huurster
Sonneveld, met pet, zat wel bij café Reijnders met z’n gezelschap wat te drinken – het was een heel rustig, bijna verlegen ensemble daar.
Vijf jaar na die verjaardag werd Nico deel van het ensemble. Hij zou bij de kassa van het De la Mar theater een kaartje voor me leggen, maar toen ik het kwam halen, lag het er niet. Nico´s geheugen is geen agenda. Maar ach-ter de caissière zat, zoals vaak, Wim Sonneveld en hij wees haar: geef hem maar een kaartje. Het was een voorstelling met onder meer volksliedachtige nummers. Wim Sonneveld en Joop Doderer zongen: moeder, daor staot een vraaier an de deur. Het was hilarisch, ook al omdat beiden de slappe lach kregen. Dat scheen bij elke voorstelling het geval te zijn. Het ensemble stelde zich tegen het eind van een op Calypso gebaseerd liedje van Sonne-veld: ‘zorgen, wie heeft er nog zorgen’, in een rechthoek op en Sonneveld deed een slinger na alsof z’n medewerkers een draaiorgel waren: ‘een huis-, tuin en keukenliedje met een huis-, tuin- en keukenrefrein,
‘.
Na de voorstelling liepen Nico en ik voor een glaasje wijn de Overtoom half af: daar bij de J.P. (‘Een karretje langs de zandweg’) Heijestraat woonde hij.
Ik herinner me een groot donker gordijn in de ruime kamer.
Nico wees en zei dat we stil moesten zijn, achter dat gordijn scheen iemand te slapen.
Later hoorde ik van hem: ’t was Janine. Die eerste ‘ontmoeting’ was ze een gordijn.
Zonder bloemetjes.
(…)
Nico verdween met Janine naar Parijs om het te proberen als zangers. Janine speelde er bovendien blokfluit bij. Nico begeleidde op gitaar (hij had les gehad van Gerard Gest: in die tijd wellicht de grootste klassieke gitarist
Nico en Janine hadden het in het begin zwaar in Parijs. Veel later vertelde hij: Geen geld, maar wel raakten we bevriend met vele nog niet bekende artiesten zoals Barbara, Jean Ferrat, Georges Moustaki en Jacques Brel, die ik later als TV-regisseur allemaal naar Nederland liet komen voor TV-uitzendingen.
Maar uiteindelijk bedacht Nico een Tour de Chant, gezongen geschiedenis van het chanson, en ze traden op in de USA, gesponsord door de Alliance Française. Ze kenden er befaamden als Odette, Pete Seeger (componist van We shall overcome en medecomponist van If I had a hammer).
Twee anekdotes die Nico me vertelde:
Ze werden rondgeleid in een nudistenkamp bij New York. Gaf dat nou geen zichtbare problemen, vroeg Nico, als een man een leuke dame zag? Nee, was het antwoord, dat gebeurt alleen als hij het volkslied hoort. Even later kwam er een blote dame verschrikt uit het struikgewas: he has heard the national anthem!
In het zuiden
Er kwam een 45toerenplaatje uit met 4 chansons van het duo. Ook kwam er op een verzamelplaat een nummer met Janine. Het ging om een archaïsch liedje. Ze zong het met een hoge stem, een beetje als Brigitte Bardot wel deed.
reclameTV
In 1960 woonde ik in Hilversum. Ik werkte in Den Haag, had daar bij het meest creatieve, vierde in grootte bureau van het land, HVR, de creatieve leiding. Het was het hoogste dat ik toen in m’n carrière kon bereiken (met o.a. Jan van Hillo, Kees van Langeraad). Daarnaast was ik nog creative director bij een middelgroot Hilversums bureau, waar ik al eerder werkte: ik had niet onmiddellijk willen opzeggen, want het was moeilijk een opvol-ger te vinden, daarom had ik een termijn van 8 maanden gehanteerd: het werk deed ik ’s avonds als ik thuiskwam uit Den Haag (ik regisseerde voor het Hilversumse bureau ook overdag foto’s, o.a. bij Ed Suister voor Abro en de introductie van Dubro. Er liep een gerucht door HVR: het zou niet lang meer duren, dan kwam er reclameTV. Film had altijd m’n interesse gehad. In m’n zeventiende schreef ik al een primitief script.
Ik wist niet genoeg van TV (ook al adviseerde ik in het weekend inzake communicatie een zendgemachtigde). Maar ondanks vriendjes als Frits Butzelaar (‘van Pipo de Clown.’ zei Franca, ‘de ridder met de kriebel-muts’) lukte het me niet bij opnames (die werden toen nog live uitgezon-den) aanwezig te zijn. Ik besloot dan ook maar naar Luxemburg te vliegen. Daar liep ik zonder afspraak bij de radio/TV binnen, kwam in handen
Daarnaast schreef ik als
Tijdens zo’n niet-informatief gesprek met (buurtgenoot) Piet te Nuyll junior vertelde deze me dat ze net een geweldig jong talent in dienst hadden genomen, ene Nico Knapper. Ik vroeg diens telefoonnummer en belde hem.
Dat moet zijn geweest in de late zomer van 1961.
Top of Flop
1962.
Er zijn nog plaatjes in m’n geheugen van m’n lolzinnig op bed springende dochter Fannie (Franca), wanneer Nico en ik voor haar, elkaar regel na regel afwisselend, een dolzinnig verhaal voor het slapengaan improviseerden.
Er is een beeld in me dat ik in het Bussumse Concordia ben bij een programma
En ook de plaatjes van Top of Flop, populair VARA-TVprogramma, liggen nog in het album van m’n herinnering.
Het was een Amerikaans format, verbeterd door
Ik reed een aantal keren met hem mee naar het Larense Singermuseum, waar de repetities en de opname voor uitzending plaatsvonden. Dat bete-kende ’s morgens repetities, ’s middags generale en ’s avonds opnames voor uitzending, Presentator
De bank waarin de panelleden zaten, de jukebox en de stoel-en-tafel van
Maar wat mij bij elke Top of Flop vooral intrigeerde, dat was
Als we met alle medewerkers gingen lunchen, verderop in Laren, keek ik vooral naar haar. Ze leek sprekend op m’n eerste vrouw, niet alleen in uiterlijk, maar zelfs in humor.
Nico bleek een hardwerkende, maar altijd kalme en charmante regisseur te zijn. Hij kon ook uitstekend een vooraf talk tegen publiek houden. Ik heb ‘m maar één keer uit z’n slof horen schieten: dat was toen een floormana-ger door het live-beeld liep van een VARA zomeruitzending.
Podium
In die tijd werd Nico, nu 26, ontdekt als jong dichttalent door het zo langza-merhand ex-Vijftigersblad geworden Podium – waar ooit m’n vriend Peter redacteur van was.
Nederlands chanson
In ’55 kwam ik frequent bij café Clochemerle, op de Amsterdamse Lijn-baansgracht, bijna op de hoek van het Leidseplein.
Daar stond een piano en als het nog niet druk was, speelden daarop afwis-selend enkele later bekend geworden mensen. Ze speelden ook vaak voor mij.
Ik denk aan Dick Schallies (later: Een beetje, Wat een geluk). Ik herinner me nog hoe hij de hele Children’s Corner van Debussy voor me speelde.
Aan Pieter Goemans, die me vroeg een tekst te schrijven in het Frans voor wat later Aan de Amsterdamse Grachten werd, een melodie van Enrico Neckheim, volgens diens weduwe – Enrico was een langgeleden vriend die nog een balletsuite naar een verhaal van mij componeerde en variaties op een Middeleeuws melodietje van me, dat ik wel speelde. Ik kende Pieter omdat ik ooit de schaakproblemen die hij maakte voor Vrij Nederland, controleerde op juistheid. Hij speelde vaak het Italienisches van Bach voor me.
En dan was er Ramses. Hem kende ik van een vijftigtal gezamenlijke optre-dens in de Gijsbrecht (we waren zo gering daarin), en uit het kroegleven. Hij lalalade al. Hij zat nog op de Toneelschool en trad al op met een caba-ret, zoals een vroege nacht in het Amerikaanse consulaat.
Als het druk werd, kwam ik in de omgebouwde keuken van het café.
Daar zat ik dan uren te kletsen met Ernst van Altena over het Franse en hopelijk in de toekomst ook het Nederlandse chanson.
We hadden in ‘62 radiodistributie, daar in onze Hilversumse maisonnette en eens hoorde ik op een vaste Belgische regionale zender Vlaamse chan-sonnetjes.
Ik meldde dat direct aan Nico. En die kwam al gauw met een serie op TV. Hij bracht als z’n eerste productie voor de VARA een live programma, waarin ‘Making whoopee’ (door Maya Bouma ter plekke gezongen) moest vertaald door Hans Andreus, Remco Campert, Simon Vinkenoog.
In de jaren vijftig mochten enkele chansons niet op
Toen de afkondiging verscheen met citaten uit de verschillende gesprekken die Nico had gehad met de deelnemers, kwam Ernst op het scherm met de uit het interviewtje nu geïsoleerde uitspraak: Met het seksuele gaat het nu veel beter.
Ik herinner me een programma dat als achtergrond had een oude fantasie-kaart met erotische namen, zoals Mont Vénus. De VARA had het program-ma vooraf niet kunnen zien, want het was pas op het laatste moment klaar, vertelde Nico me, en men was ervan geschrokken.
Ook was er een programma van hem, dat wat opspraak veroorzaakte: met Ronnie Potsdammer, die van Brassens een lied over een begrafenisonder-nemer zong bij een gitaar, op het lint waarvan Rust Zacht stond.
Onder de namen op de aftitelingsrol van o.a. Aznavour en Tchernia stond ook de mijne, maar… met één
Al gauw bracht Nico daarna cabaret Lurelei, en Fiesta Gitana.
stem
Als ik Janine aan de telefoon kreeg, zei ik: Allo, Janine, comment ça va? En ze antwoordde steevast: Ernst?
In m’n kleine verzameling manuscripten en bibliofiele drukken bevindt zich het zogenaamde uitgeversexemplaar van Ernst van Altena, vol aante-keningen en veranderingen inzake z’n vertalingen van Villon.
kinderen
In een fotoalbum heb ik nog een foto, door Nico gemaakt, van zijn zoon Jean Louis, en mijn dochter Carole. Samen in een box. Nico maakte toen een grapje: een kinderhuwelijk.
Later werd Nico een tweede zoon geboren: Laurent. Ik maakte toen een gedicht.
‘l’Eau rend Laurent à l`aurore.’
woorden
Een blues kabbelde op Nico en mij toe, zachtjes uit het Loosdrechtse Jazz-festival.
We zaten op rieten Horeca stoeltjes voor een botenloods.
Nico stelde me voor dat ik een TV-programma zou schrijven over poëzie. Ik bedacht meteen een titel: Wij hebben woorden.
Later, in de filmzaal
Ik zag twee boksers in de ring, met sparring helmen op – plots hing een
Ik bedacht een idee (want voordat je teksten gaat schrijven, heb je een idee nodig).
Wij hebben woorden heeft twee betekenissen, da’s bekend.
Ik zag in een horizonloos decor Fannie (nu 4) met een bijna levensgrote teddybeer
Bij een volgende scène zou volkstoneelman Henk Hasebos (met wie ik ooit bij de Nederlandse Comedie zat) op een open trambalkon in geïmprovi-seerd gesprek met een Amsterdamse tramconducteur geraken (candid ca-mera) – dit vanwege het beeldende element in de taal. Uiteindelijk zouden we dan terecht komen bij echte gedichten.
Het ging niet door en ik kreeg geen geld: ik had alleen een idee geleverd en daar, zei men bij de VARA volgens Nico, had men producers voor.
De titel Wij hebben woorden heb ik veel later gebruikt bij een lezing die ik in Sint-Truiden gaf t.g.v. een poézieprijs die ik daar won. De lezing gebeur-de in het Cultureel Centrum aldaar en werd door
Voor de NCRV zou ik in een radioprogramma van jazz and poetry optre-den. Maar men betaalde me veel te weinig. Nico zei tegen me: ‘t is publici-teit voor je en je hebt die gedichten toch al geschreven. Ik antwoordde: Ik kom bij een autodealer en ik bied 100 gulden voor een nieuwe Rolls, want die hebben jullie toch al gemaakt.
Ik schreef later een geheel eigen programma en dat was zo nieuw dat me gevraagd werd te komen praten over regisseur bij de NCRV te worden.
Ik wilde Rita Reys en Pim Jacobs in het programma. Die kwamen bij me thuis en Pim was erg enthousiast. Tenslotte durfde Rita het niet aan in het Nederlands iets te doen, er was net een plaatje, door haar in onze taal ge-zongen, geflopt. Overigens: Pim en Rita verdienden in die tijd met een half uur radioo elk 75 gulden.
Nico ried me Milly Scott aan.
Ikzelf wilde Anneke Grönloh. Maar toen een indirect betrokken, charmante dame vol alcohol me op de Gooise matras wilde, heb ik afgehaakt.
goochelen
Nico maakte een goochelprogramma op de zwartwit TV. Ook hijzelf had een truc bedacht. Die ging via een schakelverbinding met Londen. In Ne-derland stapte een dame in een kist, het deksel ging op slot. Onmiddellijk daarna kwam
Nico was overigens wel trots op z’n truc, zei hij tegen me. Ach, simpel, zei ik, een eeneiïge tweeling. Ik kon het niet laten, bij zoveel glunder.
Veel later bracht Nico in volle kleuren een serie grootse goochelshows op zaterdagavond. Ik herinner me nog hoe een befaamde Egyptische gooche-laar ene schone dame op een houten bank lei en met een enorme cirkelzaag haar buik als bij een kalkoen aansneed: bloed en ingewanden kwamen eruit, het publiek mocht er langs lopen en wist zich net staande te houden.
file
Er was aan de Amsterdamse grachten een waar oproer van auto’s. Honderden wagens stonden in de rij weerspannig te brommen omdat ze verder wilden. Het was een uitbundig spitsuur. De Fiat 600, waarin Nico me transporteerde, stond méé. De huizen aan de Leidsegracht toonden geen enkele beweging.
Plotseling trapte Nico op het gas, gooide het stuur naar rechts en we reden over de smalle stoep langs de file.
Dat was volstrekt nieuw voor me.
Wat doe je nou, Nico?
Zo deden we het in Parijs – daar heb ik m’n rijbewijs gehaald.
De Amsterdammertjes, de paaltjes met drie kruisjes, die Amsterdamse be-schutters, kwamen er nog niet an.
namen
1964.
Ons gezin was in verwachting van een tweeling. Meisjes? Jongens? Of gemengd, die zogenaamde rijkeluiswens?
M’n moeder stelde voor dat een
Ik bedacht een compromis.
Ik noem het kind naar jou, Nico. Dat wordt dus Nico of Nicole. Dan heeft m’n vader het idee dat het naar hem is genoemd.
Toen in het OLVG het tweede kind te voorschijn kwam, bleek het evenals het eerste een meisje. Daar hadden we niet zo op gerekend (in die tijd kon het geslacht van foetussen nog niet worden vastgesteld) – we hadden al twee dochters, dus de kans op een jongen was volgens ons groot.
Ik bedacht meteen een naam: Danielle, roepnaam Dani. Onze dochter heeft echter later nooit die roepnaam geaccepteerd.
Die naam kwam van een filmster: Danielle Darrieux. De roepnaam ontleen-de ik aan een modernere filmster: Dani Robin.
M’n vader vond het allemaal prachtig. Want, zei hij tegen familie, Nicole naar mij en Danielle naar oom Daan bij wiens gezin ik als kind vaak in-woonde.
moeder
Juist in die tijd dat de bevalling naderde, kreeg
Nico’s moeder werd hun ’ambassadrice‘. Ze kwam op bezoek, ze belde hoe het ging, ze bracht cadeautjes.
Er werd ook voor een prachtige wieg gezorgd, een leen uit de familie van Jeanine.
De grootmoeder had nog in dit Bretonse model als baby gelegen.
De tweeling paste er uitstekend in, voetjes naar elkaar.
Agnes
Janine en Nico werden marain en parain
De tweeling werd gedoopt in de Agneskerk aan de Amstelveenseweg hoek
optreden
Op een zondagmiddag traden Janine en Nico op in het Vondelpark Pavil-joen.
Tour de Chant.
Een reis dus door de geschiedenis van het Franse lied.
Nico leidde het eerste nummer in, Au clair de
vakantie
In die duidelijke zomer van 1964 stelde Nico voor dat we met het hele gezin veertien dagen zouden wonen in zijn flat. Ze waren twee weken met vakan-tie elders. Het was een genereus aanbod: een heel gezin toelaten in je kost-bare privacy. De flat lag aan de Willem Barentsweg, aan de Soestdijker kant van Hilversum en bijna in het bos.
Na een week waren we erachter dat de flat erg klein was voor zes personen, als je de ruimte verminderde met die privacy. Bovendien was het winkelse centrum een eind weg, als je met een volle tweelingwagen en twee kleine kinderen moest wandelen. Daar kwam bij dat de tweeling in het centrum allevrouwer aandacht scheen te trekken. Dit in volstrekte tegenstelling tot Amsterdam. We werden stop gehouden. Vreemde vrouwenadem hing bo-ven de tweeling, dekentjes werden geschikt, de kap
interludium
Er kwam een tijd dat Nico voorstelde dat wij getwee in een café zouden gaan kletsen, in plaats van met echtparen bij elkaar thuis.
In Amsterdam was daar echter in die tijd nauwelijks een etablissement geschikt voor.
Het Américain terras?
Maar dan moest het zomer zijn.
Ik kreeg, toen Nico me ’s een keer kwam afhalen aan het Van Tuyll van Serooskerkenplein, waar ik woonde, een boek van hem, geschreven door de bekende reclameman David Ogilvy, Credo van een reclameman. Het bleek later zeer leesbaar, ik vond er allerlei bevestiging in: woordspelingen wer-ken slecht in de communicatie, jingles zijn moeizaam te verstaan e.d.
Met dat boek in de hand werd ik door Nico naar Américain gebracht. Daar was een uitermate grote tafel gedekt voor TV-sterren.
In de gauwigheid zag ik Rijk de Gooyer met een servet voorgeknoopt. Toen stelde Nico me voor: Liesbeth, dit is Karel Grazell.
La List was de enige die direct was opgestaan toen we de tafel naderden. Was er iets tussen Liesbeth en Nico?
Natuurlijk, hij had haar gecoacht.
Ze was toen 22, denk ik, nog niet aan grote, beroemdmakende oplages van haar chansons toe.
Er hing alleen de klatergoudige sfeer rond haar van een jong, bijna onervaren iemand die meende dat ze door wat verschijningen op de TV en wat uitstekende plaatjes (die nog niet alom werden opgemerkt) recht had op stardom. Binnen vijf tellen bleken Liesbeth en ik niet bij elkaar te passen.
Jammer.
TV of reclame
Nico was een uitstekende coach.
Hij was een belangrijke kracht achter verschillende sterren. Ik noem Lies-beth List,
Eens heb ik zelf hem zien coachen: een meisje dat mode moest lopen, meen ik. In m’n carrière als copywriter, waarin ik ook foto’s en films regisseerde, heb ik vaak acteurs en anderen tot anderse optredens moeten zetten (een acteur als Peter Aryans was bijvoorbeeld voor mij een crime), soms door voordoen, soms door korte aanwijzingen, soms ook door lange gesprekken die nauwelijks over het onderwerp gingen: niet de kennis alleen, maar vooral de persoonlijkheid van wie coacht. Nico was zo’n duidelijke pro-fessional, zag ik, hij had het door.
Toch waren Nico en ik op totaal verschillende terreinen bezig. Ik heb eens tegen hem gezegd: Eigenlijk ben ik niet geschikt voor het maken van pro-gramma’s voor de TV, ik stel als reclameman andere eisen. Jij bent een
(…)
IJdel het volgende. Ik was creative manager van Ted Bates Nederland. Wat radio/TV creativiteit betreft: dat deel van m’n taak werd eerder door ex-TV-Journaalpresentator Fred Emmer vervuld. Toen ik had opgezegd, kwam naast me alleen voor radio/ TV ex-presentator Flip van der Schalie werken. Die zei: doe jij het maar zolang je nog hier bent, jij kunt het beter. Ik heb zelfs Franse modeshows in het Hilton geregisseerd. Toen werd mode gedanst, met velen.
Een door Geesink uit de USA gekochte regisseur vroeg me of hij, zonder ver-plichtingen mijnerzijds, gratis met mij mocht werken als ik een opdracht had. Jaja, ik weet het: m’n trots te noemen ligt buiten goede smaak. So what. Kijk eens op de TV.
gids
Ik vind dat als je iemand een welgemeend cadeau wilt geven, dat je dan iets moet kiezen dat hem interesseert en tegelijk jou tot een zekere jaloezie aan-zet omdat je het eigenlijk zou willen hebben en/of houden.
Zo kwam ik een boekje tegen dat uitgegeven was in de jaren negentig
Het was een Franse Gids voor Parijs.
Er stonden veel interessantigheden in en hier en daar was de stijl om te genieten, vond ik.
Zo vond ik een lijst van bekende kunstenaars: toneel, schilder e.d. Je kon die mensen kennelijk bezoeken bij hen thuis (er stond bijvoorbeeld in op welke dag de beeldhouwer Rodin ‘jour’ hield, en met vermelding van z’n adres).
Men diene daarbij te bedenken dat in die tijd er nog geen massatoerisme was, het waren incidentele dames en heren van stand en waardigheid, die respectievelijk achter voiles en onder bol- of hoge hoeden hun schoolfrans oefenden temidden van o-là-là.
Zulke gans goede onzeden van het verleden…
Wat ik bijzonder interessant aan het boekje vond: vele pagina’s waren gewijd aan het Horeca’se uitgaansleven. Elk enigszins belangrijk etablisse-ment werd genoemd en beschreven, en van fotografie voorzien.
Ik zag zelfs informatie over het café, waar Aristide Bruant optrad, en met ‘n foto van deze eerste cabaretier des cabaretiers.
De tekstschrijver moet een groot dichter zijn geweest. Hij schreef met een omfloerste fin de siècle openheid. Als het over dames te huur (occasionnes, zou ik zeggen) ging, was de formulering: prêtresses de Vénus.
Ach ja, en als de schoolfransende heer met zo’n priesteresse doende was, ‘uw zoenen heb ik van doene’, kon mevrouw toch ook wel wat verschalken. Bijvoorbeeld bij de Moulin Rouge waren heel aardige, discrete jonge man-nen om haar van dienst te zijn.
Dat boekje gaf ik aan Nico.
Nu, bijna een halve eeuw later, voel ik nog de jaloezie van het nietbezit.
(…)
Er kwam een tijdlang met geen Nico. Dat is wel meer gebeurd, soms jaren.
Toen, ineens was Nico daar met Ceciel. Ze was fotomodel en had onder meer geposeerd op de cover
M’n geheugen vertelt me weinig over het gebeuren ten stadhuize. Een hardnekkige herinnering van me is dat Ceciel in een ingetogen-blauw deux-pièces was en een klein mandje met blauwe bloemen droeg. Maar ik twijfel met alle ongeloof.
wegens echtscheiding
Nico zei: nu ik al een tijdje gescheiden ben van Janine, heeft het voor ons nog weinig zin om marain en parain van je tweeling te zijn. Ik trek ons daarom daaruit terug.
Ik respecteerde dat Nico deze mening had.
Ik wist, want ze had het voorgesteld, dat Ceciel best marain wilde worden in plaats van Janine. ’t Zou een van haar overwinningen zijn geweest.
Maar ik zweeg. Ik was het niet met Nico eens, maar ieder heeft recht op z’n autonome standpunt.
(…)
Ceciel zei tegen Edna: ik begin altijd enthousiast aan vriendschappen, maar na enkele maanden is dat weer helemaal over. Bij mij is dat ook zo, reageerde Edna. En Ceciel: laten we ons best doen om het wat ons tweeën betreft anders te doen.
Voor zover ik ervan weet, is het niet gelukt.
verjaardag
1975.
Er was in Frankijk een 20-jarig wonder op de gitaar. En hij was zoon van een gitarist
In de Loenense schouwburg was een begeleidend orkestje, met onder meer Mary Hehuat, die Edna en ik kenden als broer van huisvriend Han Hehuat, en de vader van Boulou. Ook speelde er een prachtige bluespianist die erf-gemaa was van enige kranten in het Zuiden des lands. We zaten aan tafel-tjes te luisteren en te drinken. Ik praatte in de pauze met Ramses Shaffy en toen Edna zag dat hij en ik elkaar kenden, kwam ze erbij en ik vond het even later goed om met een ander te gaan kletsen. Ramses had in de prak-tijk vooral nu eenmaal een fluïdum dat (net als bij bijvoorbeeld Mies Bou-man die me ooit bijna naar haar toe zoog) vrouw en man magisseerde.
Ik schreef in die dagen een gedicht over Boulou:
gitarist boulou
hij is de man met de ratel
die de honden van verveling
uit de zaal jaagt
hij is de inquisitie
die het houten hart van
christus martelt
zijn handen zijn vol vogels
die hun snavels zetten
in de lente
hij is de koorddanser
die verbeten wankelt op
het
hij is de man die
de baarmoeder op zijn knie
in zijn buik probeert
te krijgen
zijn handen zijn vol vogels
Ik vertaalde het zo goed mogelijk in het Frans om het aan Boulou te doen toekomen. Maar eerst gaf ik het nog ter controle aan Nico. Die zei: mijn moeder weet meer van het huidige Frans dan ik, het zou kunnen dat bij-voorbeeld een woord een andere betekenis erbij heeft.
En toen was er op een etage boven de fotowinkel in de PC Hooftstraat een niettegroot feest: familie en enkele vriend(inn)en. Nico woonde daar met Ceciel en hij was jarig: 39, 40.
M’n geheugen schotelt me nog een gesprek voor met Harry (Harm voor anderen) Stuit, m’n schoolvriend die met Marianne nog was getrouwd en na een artsenpraktijk in Buitenveldert te hebben gehad nu directeurgenees-heer
Ze las het en zei dat één woord moest veranderen, want dat had een tweede betekenis. Ik ben geen vragensteller, maar Nico vroeg: wat is die andere betekenis dan?
En z’n moeder antwoordde met haar geaffecteerde stem: zich afrùkken.
Pakweg een decennium later zei Marianne tegen Edna alsnog: zo’n woord zou m’n moeder nooit zeggen.
Klopt. Ze zei niet afrukken, maar aftrekken. Maar als je het schrijft, komt bij het woord afrukken haar geaffecteerdheid sterker naar voren.
Het gedicht, vertelde Nico me, ging naar Boulou en die zette het op muziek en voerde het uit.
de NiKa avonden
In 1951 trok ik op
Korte tijd later groeiden die avonden uit tot fascinerende bijeenkomsten, waarover sommigen nog tientallen jaren later spraken. Eigenlijk was de formule eenvoudig: ik selecteerde mensen die geschikt waren om bij ons in groepjes op de vloer zittend met elkaar te praten, elk groepje over een eigen onderwerp dat toevallig opkwam. Zo herinner ik me Ab Hanke, later pro-fessor, die vertelde over micro- en macrokosmos welke in elkaar overgin-gen, en over de Petersburgse paradox. Lucebert las gedichten voor. ‘Het gemurmul
De avonden duurden zo’n beetje van 8 tot 11 uur.
Het selecteren
Die wekelijkse avonden bij Claartje waren in onze kringen legendarisch. Men probeerde ze na te doen, zoals bijvoorbeeld in de Anthonie van Dijk-straat, enkele jaren later – maar ik neem aan dat daar per keer een soort programma was. Juist het niets moeten, ook niet een gezamenlijk, was de charme
Eerste helft jaren zeventig zaten Nico en ik herinneringen op te halen. Het bleek dat we er beiden wel voor voelden die avonden opnieuw te organi-seren.
Het werden de NiKa avonden, heel leuk, ja, maar toch ook heel anders. Eens in de maand kwam een aantal mensen met verschillende interesses bij elkaar. Reclamefotograaf en zijn vrouw. Directrice van een modelagency. Architect. Moderne muziekkenner/dichter/copywriter en z’n vrouw. Docent in Leiden met biologe. Die ongeveer.
We kwamen maandelijks bij elkaar, steeds bij een ander lid van NiKa. De gastheer of –vrouw verzorgde dan een lezing of soortgelijke. Ik herinner me:
bij Nico over Franse chansons
bij Nico ook een dichtersavond
bij mij bracht ieder z’n favoriete muziek in, o.a. trompetconcert van Sjos-takowitz, Adagio’s van Pijper, Duke Ellington
bij architect Clim Meijer een lezing met dia’s over een Zwolse flatwijk, waar hij om bewoners langer te laten huren, kleuren toepaste.
bij
Nico en ik verschilden van mening over de opzet
Ik moet toegeven, bijna alle leden van NiKa werden ingebracht door Nico en Ceciel. Ik denk dat ik een beetje overdonderd was door hun inbreng en hun opzet
Ik heb later nog wel eens meegedaan aan ook zulke avonden. Maar vaste leden, qua aantal passend in een huiskamer, met elke maand een lezing van een hunner, dat is niet vol te houden. Mensen kunnen soms ineens niet, er moet een reserve-lezinger zijn, de ideeën raken snel uitgeput. En de mee-doeners zijn steeds dezelfden en er zijn vriendjes en nietvriendjes, of dis-cussies lopen uit op twee deelnemers en niet meer: zo lagen de secretaris
De onprogrammatische opzet
Nu ik dit schrijf, denk ik dat de avonden bij Claartje onherhaalbaar waren.
jury
Onze oudste dochter Franca had zich rond haar zeventiende laten opleiden tot mannequin bij Montaigne.
Ceciel was bij die mode-academie betrokken.
Tenslotte was er in de Wintertuin van Krasnapolsky een eindexamen. Ceciel zai in de jury.
Ze kwam naar me toe en zei: Franca is de beste, ze is een natuurtalent, een schatje, en ze zou moeten winnen. Maar ze wil er niet haar beroep van ma-ken. Nummer twee op ons lijstje wil dat wel. We zullen voor haar reclame moeten maken en haar dus laten winnen. Ik hoop dat je daar begrip voor hebt.
Franca viel één keer in voor Edna.
Daarna werd ze KLM stewardesse/purser.
verjaardag
Nico was weer eens jarig, nu op
Edna en ik waren wellicht de enigen die weinig of geen interesse hadden. We gingen vroegtijdig naar huis.
Gilde
Eind 1984 merkte ik
Ik ging er meteen naar toe, werd tijdens dat bezoek direct ingeschakeld voor marketing.
Men vroeg me als lid
Ik had samen met een ‘leerling’, de grijze dichter van Osdorp, Wim Moerenhout, een galerie Toonplaats bij Gilde.
Ik gaf ’les’ in schaken, go, journalistiek, copywriten, film, schrijven, ik gaf marketingadviezen aan orkesten, een toneelgroep, een bankier, starters, kunstenaars, stichtingen etc. Ik trad op met een leserfiek-collectief.
Ooit vroeg Wout me: Jij kent zoveel mensen. Ken je misschien ook
Wout had, toen hij werkstudent was, bij Nico en Janine gewerkt als werkster.
Dat was in hun drive-in woning aan de Buitenveldertse Boshuizenstraat.
Vondelkerk
1988.
Albert Heijn Gzn. was bij me gekomen voor marketingadviezen: hij had o.m. een bedrijf, waarvoor hij ideeën zocht van spellen, waarin geen sprake was van een vileine rivaliteit tussen de deelnemers, en een erotische galerie, De Drie Gratiën. Voor deze laatste schreef ik (deels) en redigeerde ook de catalogus Billen M/V.
Ik was ook bezig met het samenstellen van een bundel gedichten. Die be-stond uit 3 delen: over de Elfstedentocht, de Amstel van Adel en de Dom in Utrecht. Ik stelde voor dat hij die uitgave zou sponsoren: ik noemde de bundel dan naar zijn galerie.
Het werd een uitgebreide presentatie in de Vondelkerk, de Kerk van het Heilig Hart.
Op die regenende avond kwamen tegen de honderd mensen opdagen.
De presentatie bestond uit:
. een inleiding door
. drie jonge dichteressen, de 3 gratiën, die elk een gedicht hadden gemaakt
vanuit een regel die ik, elk in een afdeling van m’n bundel, aan een gratie had gewijd – het waren: Eugénie de Munck,
. een groot drieluik, speciaal voor die avond geschilderd door Harm Jan Bathoorn, op basis van diezelfde drie dichtregels van me
. een forum van commercieel creatieve mensen die ook hun sporen in de poëzie op een of andere wijze hadden verdiend – het forum stond onder voorzitterschap van journalist/dichter Wim Zaal, de leden waren Michael Deak (pseudoniem van Simon Kapteijn, eerder eindredacteur van Avenue en Cosmopolitan, docent journalistiek en dichter,
De discussie, waaraan ook de zaal deelnam, speciaal Albert-Jan Govers en Henk Hofman, beiden eveneens in soortgelijke dubbelfuncties als het fo-rum, ging over het verband tussen copywriting en dichten: een door bijna elke literairder verdoemd onderwerp. Wie commercieel schrijft en/of crea-tief is, kan niet dichten, meent men: Gerrit Kouwenaar zei dat al begin 1948 tegen me, terwijl hij toen toch journalist van dagblad De Waarheid was.
Tegen het eind
In reclamevakblad Adformatie stond een uitgebreid verslag
nee
Nico en Ceciel waren gescheiden. Op een avond rond ’90 kookte Nico voor me en tegen tienen zou z’n nieuwe vriendin komen en dan moesten ze weg.
Ik ontmoette haar en ’s nachts sprak ik op Nico’s antwoordapparaat m’n waardering voor haar uit. Een wereldvrouw, zei ik.
Jek en Nico gingen wonen in een mooi achterhuis aan de Keizersgracht.
Op een ochtend kwam ik hen daar onverwacht opzoeken. Dat onverwachte dateerde nog uit dat er weinig telefoons waren om afspraken te maken.
Ik had een boekje gemaakt met enkele gedichten van me erin en wat blanco pagina’s om Nico te inspireren ook weer eens wat te gaan dichten.
Wat mij vooral bij dat bezoek opviel was dat in de achtertuin een bruin-zwarte vlinder vloog en het was begin februari. Aan de andere kant van die tuin was de achtergevel van een huis te zien, waar ooit – wees Nico me – een makelaar had gewoond, die model had gestaan voor Bastavus Droogstop-pel, de makelaar in de Max Havelaar van Multatuli. Ook een naoorlogs bekende circusjournalist Van Doveren en een eveneens befaamde naald-kunstenares hadden daar gewoond.
Ik kon beter op avonden komen, stelde Nico voor. Maar ik wilde dat niet: in het donker lopen vanaf de tramhalte aan het Spui door de zijstraatjes naar de Keizersgracht. Veel ouderen die de Sperrzeit in de Bezetting meemaak-ten, kwamen ’s avonds niet meer buiten.
Ik voelde me te oud om nog veilig te zijn. Ik zei dus: Nee.
Na nog een brief
Maar ja…
uit m’n gastenboek
18.5.89
Onze eerste uitstapjes
zo’n kleine 40 jaar geleden
altijd wel literair getint
Dootr de jaren heen
schoksgewijs
met wisselende contacten
toch telkens weer
een vervolgverhaal
dat blijft boeien
maar waarvan ik
blijf hopen
dat ’t boek
nog lang niet uit is!
uuu
uitleiding
Ik sluit m’n relaas van herinneringen die soms wat belangrijk lijken, vaak ook nauwelijks terzake doen. De ontmanteling door de tijd krijgt steeds groter vor-men. Aan alle kanten worden we afgebouwd in onze witgrijsheid.
Herinneringen zijn oorspronkelijk bedoeld voor wie ze heeft. Diegene maakt er ervaringen van, die hem helpen te leven en in leven te blijven. In de loop van onze ontwikkeling hebben we het geheugen veel breder gemaakt en veel gedetailleerder, we hebben onze herinneringen bovendien in taal weten om te zetten en die is sociaal en geeft ons de mogelijkheid tot een heel andere func-tie: die van het amuseren, en die van het verstrekken van historische gegevens. Taal maakt wat onze zintuigen registreren, anders van beeld. Taal is een soort tussenzintuig, een brug tussen waarneming en herinneringsbeeld.
Toch blijkt me ook weer hier, in dit relaas van wat weet ik nog van m’n om-gang met
u
u
u
egoheid der egoheden, alles is egoheid
Zoals een copywriter dat nu eenmaal schrijft, over Shell, over de Bijenkorf, en over zichzelf. De wereld is er vol van.
Bijna eenenzestig jaar geleden dus leerde ik
Nico en ik maakten beiden carrière, hij bij de TV, ik in de reclame. Bij het relaas van m’n herinneringen voor zover Nico daarin voorkomt, zal het goed zijn ook mijn leven te lezen – hoewel, u mag dit natuurlijk overslaan.
In 1928 geboren, ben ik opgegroeid in de periferie van Amsterdam. Voornamelijk aan wellicht de oudste weg buiten de voor en tijdens WO II bestaande bebouwde kom
Ik was op kleuter- en lagere school in dat dorp. Vanaf mei ’40 tot iets voorbij de Bevrijding doorliep ik de HBS aan de Amsterdamse Roelof Hartstraat, maar wegens de oorlog ging ik zo snel mogelijk naar school en naar huis en ik had dus weinig contacten en zag weinig van Amsterdam. De stad leerde ik pas kennen begin zomer ’45, toen ik me inschreef aan de Gemeentelijke Universiteit. Ik was op de HBS een stille figuur geweest, die nauwelijks meedeed aan het sociale leven
Aan de Universiteit werd ik samen met enkele anderen al gauw een voortrekker wat nieuwe verhoudingen betreft. We gingen wèl met meisjes om, de professor was geen autoriteit meer, we waren tegen het studentencorps. Engagement was van belang. De ivoren toren moest om. Van studentenkant waren we voorstander van een Politiek-Sociale Faculteit.
Toen il 17½ was, werd ik medeoprichter/bestuurslid van een grote werkgroep en dispuutbestuurder ervan: gegroepeerd rondom Professor Baschwitz, een grondlegger
Op de HBS had ik les Nederlands van Maartje Draak gehad (een hoofdpersoon in Het Bureau van Voskuil): ik vond haar zeuren, ze was verrukt
In ’47 (er gebeurde duidelijk veel in dat jaar) kwam ik ook temidden
Eind ’50 maakte ik me los van het literaire, schrijven was een vak, ik zat in de journalistiek, deed ook andere dingen, verdiende zelfs met schaken een tijdje m’n brood. Ik kwam op toneel, had een juridisch adviesbureau, maakte pick-up elementen, werd chef van een stadhuisafdeling etc. – en intussen werkte ik als free lance journalist, vooral voor een grootoplagig weekblad en regionale dagbladen als ik een aardig avontuur zag: koningsrelletjes in Brussel, kloosters langs, amateurtoneel, Ellen Vogel. Ook introductie Y-lijn, huwelijk Rainier/Grace Kelly – maar die dan vanuit thuis. In ’56 betrad ik de reclame als copywriter en maakte snel carrière. Tot m’n laatste werk daar, begin jaren tachtig, behoorde een half uur commerciële film: Spar Factualiteiten, ik schreef script, produceerde, regisseerde Ruud ter Weijden en Joan Haanappel bij Cinevideo in de Flevo, en superviseerde de montage – alles in 5 dagen: de film bracht de geplande anderhalf miljoen op. Ik maakte ook een dia-presentatie van een half uur op 6 schermen. En nog enkele grote campagnes, zoals twee voor de Rabobank (één inclusief een nieuwe positionering). Voor Calvé werkte ik in die tijd samen met kookboekenschrijfster Marianne Knapper. Nadien gaf ik veel les en advies als vrijwilliger, vertelde over het naoorlogse Leidseplein in een film voor regionale TV, deed als dj, trad op met eigen leseriek-collectief in o.m. diverse theaters, werd lid van diverse Raden van Advies, Amsterdams stadsdichter uit Zuid, enz.
Voor m’n vrijwilligend en literairend werk kreeg ik een lintje, werd op internet gekozen als ‘held’, en de ambassade van Benin in Brussel vroeg een onderscheiding aan bij de president van dat land. Omdat
Tegen de jaren negentig vonden verschillende auteurs, zoals Vinkenoog, Van Straten, Praas, dat ik m’n herinneringen maar eens moest gaan schrijven. Dat leidde tot tien ordners vol anekdotes en andere verhalen: ‘toen van tijd, nu
Uit die grote stapel papieren en bestanden stelde ik ook een (digitaal) boek samen over m’n herinneringen, waarin
Zo: meer dan genoeg over mezelf. Maar ik zei het al, u mag dit overslaan. O ja, ik gaf o.m. bundels uit met titels als Narcissus in Demon, Et in qwerty ego. Dus…
Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit Zuid
in het nippertje van december 2011
u
u
u
(bijlage)
I.M. Marianne Knapper
(25.4.05)
Een hand, bijna doorzichtig, wijst
het uur aan: onverwacht, nog voor
je ontbijt, in de fluweelstilte van
de nacht. Tijd stolt ineens dicht. En
je nieuwe, ongedachte reis begint.
Een voorjaar klimt als een vogel
naar omhoog, zingt hemelsblauw
(het ijs
Op
de luchtfoto van je leven zie ik ons
soms samen gaan, zo te geef aan een
gave aandacht, aan een lach, aan wat
zin: in die nauwe diepte van stadjes
en straatjes herinnering raakten we
elkaar dan bijna aan.
Nu stond ik
even alleen tussen de graven. Je
kist verdronk in de aarde, en er
waren géén mensen die er waren,
géén bomen die rondom me als
bomen waakten. Engelen hingen
gesteven in de wolken. En allener
dan alleen zag ik, dit alles bijna
ten einde eveneens, m’n leven
met je dood verweven, en ik wist:
de dood maakt ons niet weg, maar
onaanwezig. En er ging een volop
zingen, ging volop hemelsblauw.
KNLG op website geheugenvanoost
Nico Knapper
Wat een bijzonder aardig compliment!
Hartelijk dank. Nico
Jan Willem Duns
Lang geleden leerde ik de fantastische regisseur Nico Knapper kennen tijdens een mini rolletje in Zeg n's A. Nooit meer zo'n aimabele man ontmoet in het wereldje van tv.